In Puiflijk heet het hoogste punt van de bult waarop het oude dorp ligt, de Hucht. Niet alleen die Hucht maar de hele rivierduin is een flinke verhoging in het landschap die de allereerste bewoners van Puiflijk hebben uitgekozen om er te gaan wonen.

In het Land van Maas en Waal vind je tussen Wijchen en Dreumel een hele rits van rivierduinen en -duintjes. Bij Wijchen, Hernen en Bergharen liggen grote aaneengesloten duinenrijen. Verder naar het westen zijn het geïsoleerde bulten en bultjes die boven de Maas en Waalse klei uitsteken.

We moeten ver terug in de tijd om te ontdekken hoe deze rivierduinen zijn ontstaan. Zo’n 20.000 jaar geleden, aan het einde van de laatste ijstijd, stroomde de Maas dwars door de streek. De ondergrond, bestaande uit zand- en grindlagen, was toen nog tot op grote diepte permanent bevroren. Daardoor kon de rivier geen diepe bedding uitslijpen. Ze vormde daarom een brede, ondiepe geul in een kaal en woest land. Als in de winter weinig water door de Maas werd afgevoerd, kwamen de brede, zanderige oevers bloot te liggen. Over die oevers bliezen voortdurend krachtige zuidwestelijke winden, daardoor verstoof het zand. Achter de oostelijke oevers van de Maas, bleef het zand liggen en hoopte zich op, vooral rond beginnende begroeiing als struiken en stronken of andere obstakels. Metershoge zandduinen ontstonden op die manier.

Pas zo’n 10.000 jaar geleden kwam er een einde aan de periode van verstuivingen.1