De zusters komen

Al in 1894 heeft Gerarda van Welie uit Deest, kennelijk had ze wortels op de Hucht, f 5.000,- geschonken aan de Puiflijkse parochie voor de bouw van een klooster en in 1895 schenkt de vrouw van Grad van der Zandt, Joanna van 0s, de grond voor dat klooster. Grad is daar zwaar op tegen, maar ze zijn buiten gemeenschap van goederen getrouwd, dus kan Joanna met haar bezit doen wat ze wil.

Het zangkoor in 1905.

Maar waar Grad kan, verzet hij zich tegen de plannen, ook al omdat hij een hekel heeft aan geestelijken. Het heeft niet geholpen. Het Liefdeshuis, zo werd zo’n klooster toen genoemd, kan al in 1898 in de nieuwe kapel worden ingezegend. Dat het klooster zo snel is verrezen, is niet alleen aan de beide dames te danken, maar ook aan de gemeente, die grootmoedig f 6.000,- subsidie geeft. Voor een deel is die grootmoedigheid eigenbelang, want als de nonnen voor zieken en bejaarden gaan zorgen, hoeft de gemeente minder te betalen aan hen die ziek en behoeftig zijn. Dan blijft er nog zo’n f 4.000,- over die de parochianen zelf met centen, stuivers, dubbeltjes en kwartjes bij elkaar scharrelen, al zal een enkele grote boer wat ruimhartiger zijn geweest.

Als ze er zijn, gaan de nonnen snel aan de gang. De eerste is zuster Odilia. Zij begint met naailessen. Pas als de schoollokalen bij het klooster zijn gebouwd, kunnen ze aan de slag met de meisjes. Omdat in Nederland toendertijd alleen openbaar onderwijs werd betaald door de overheid, moeten de centen voor de Roomse kleuter- en meisjesschool door de mensen op de Hucht zelf worden opgebracht. De bouw moet dan ook zo goedkoop mogelijk. In 1901 kunnen dan de broers van Hulst, aannemers, aan het werk, bijgestaan door timmerman Nicolaas Kistemakers. Merkwaardig genoeg maakt hij niet de ramen en kozijnen, dat doet timmerman Dekkers uit Druten. En de Boerenbond2 levert steenkool tegen ledenprijs, zodat de lokalen in ieder behoorlijk verwarmd kunnen worden, zonder dat het een hap uit de begroting is.

Het interieur van de kloosterkapel.

Begin 1902 is het zover, maar Moeder-Overste in Voorschoten, zuster Eurphrasia Huijsmans, laat weten dat ze geen zuster heeft met de hoofdakte. Ze stelt voor om de hele Puiflijkse school onder te brengen in de nieuwe zusterschool, dan kan Gijs van de Geijn als bovenmeester de school leiden en kan een zuster voor ondermeester spelen. Het kerkbestuur heeft er wel oren naar en gaat praten met het gemeentebestuur.

Klas van de Mariaschool bij de zusters . Op de foto staan o.a. De Haas, Bogert, Jo van der Zandt, De Haas, Van der Heijden. Achteraan staan Mien van der Zandt en een zuster.
In deze klas zitten o.a. Lies van der Zandt, Jo van Sonsbeek, Dien van Hulst, Marie van der Zandt en Regien van de Akker.
Mariaschool voor meisjes.

Uiteindelijk is het iets anders gegaan. Zuster Margaretha komt als onderwijzeres. En 30 meisjes gaan naar de Roomse school van de zuster. Kerssemakers en Van de Geijn blijven gewoon les geven in de oude openbare school. Het zou kunnen dat Kerssemakers in naam ook hoofd van de nieuwe meisjesschool is en dat de gemeente dat door de vingers heeft gezien, nadat de oude bovenmeester heeft laten weten nog een jaartje aan te blijven, zodat Moeder-Overste een bevoegde zuster kan zoeken. Die vindt ze. Op 15 april 1903 komt zuster Leontien Smit. De oude bovenmeester mag eindelijk met pensioen. Zijn laatste jaren slijt hij in het conferentiehuis3 naast het klooster. Hij overlijdt op 6 januari 1905. In dat conferentiehuis vergaderde het Armenbestuur en hield er kantoor. Later wordt het gebouw een streekziekenhuisje.

De meesters en hun jongens bij de oude school.

Nu er les wordt gegeven op de zusterschool is het doel bereikt, zou je denken. Maar nee, geheel tevreden is pastoor Deenen niet, want er zitten nog meisjes op de openbare school en dat kan niet en dat moet veranderen. Deenen is een steile pastoor als het om moraal en zeden gaat. De jongens en meisjes moeten fatsoenlijke, keurige en zedige katholieken worden. En juist daarom moeten ze gescheiden worden opgevoed. In 1904 krijgt hij zijn zin, als zuster Leontien hulp krijgt van zuster Verona en vanaf dat moment alle katholieke Puifiijkse meisjes voortaan bij de nonnen naar school gaan.4


Hoofdstuk XIII.