Meester Van de Geijn (1875- 1954)

Na het terugtreden van J.J. Kerssemakers wordt meester Van de Geijn door de gemeente benoemd tot hoofd van de openbare school op de Hucht. Hij is dan 28 jaar. Meester Blondeel wordt zijn eerste ondermeester. De bovenmeester is een echte Maas en Waler, een man die de armoe en ellende in het rivierenland heeft gezien, een man die weet dat je alleen met een volle maag en goed uitgerust kunt leren en werken. Hoe meer de mensen kunnen oogsten, hoe beter de kinderen kunnen worden gevoed. Het land, de akkers, de weiden, de boomgaarden en de moestuinen moeten rijke vruchten voortbrengen en de mensen moeten leren hoe dat moet.

Meester Van de Geijn, zijn dochter Sjaan en hun leerlingen.

Meester van de Geijn wil ze dat leren, daarom studeert hij voortdurend in de avonduren en haalt hij de landbouwakte, de tuinbouwakte, de akte bijenteelt en de akte pluimveeteelt. En dan fietst hij door de streek om na schooltijd opnieuw te onderwijzen, kennis over te dragen, steeds weer, zodat de mensen beter weten en het zo beter krijgen. Hij is een wereldverbeteraar, maar dan een praktische. Hij probeert eerst alles zelf uit, zodat hij ook zijn eigen ervaringen kan doorgeven. Zelf nieuwe rassen telen, zelf proeven doen, zelf bijen houden en zelf ontdekken dat gif spuiten de natuur gemakkelijk verstoort.

De imkers van Puiflijk. Rechts zit meester Van de Geijn.
Hij heeft zijn onafscheidelijke hoed op schoot.

Zijn onvermoeibare werklust en nieuwsgierigheid stimuleren zijn ene zoon en de vijf dochters. Ook zij studeren onder het zorgzame oog van moeder Marie Janssen, geboren in Balgoij. Als vanzelfsprekend is meester Van de Geijn een steunpilaar voor de Puiflijkse gemeenschap. Hij richt een afdeling van de RKSP (Rooms Katholieke Staatspartij) op, zit in de Staten van Gelderland en is hij secretaris van de afdeling Wamel van de Vereniging voor Bijenteelt in Nederland, later is hij secretaris van de afdeling Maas en Waal van die vereniging in Puiflijk.

Woonhuis van meester Van de Geijn, Houtsestraat 25.

De meester verhuist in 1928 met zijn vrouw en kinderen naar de verbouwde boerderij op de Houtsestraat nummer 25. Daar staan fruitbomen in de tuin en bijenkasten met bijenvolken. Hoe belangrijk goed onderwijs is, bewijst de aanstelling van Kees van de Pol als onderwijzer op dezelfde school, waar hij als kind uit een eenvoudige boerenfamilie leerde lezen en schrijven.

Nog steeds is de jongensschool een openbare school, ook al is de schoolstrijd gestreden en krijgen sinds 1920 alle scholen of ze nou protestant, joods, neutraal, katholiek of openbaar zijn, geld van de overheid. Maar pas in 1930 komt er op initiatief van de nieuwe pastoor W. Bodenstaff, benoemd in 1929, een stichting tot oprichting van een ‘Bijzondere R.K. Jongensschool’. Al in de eerste vergadering wordt besloten op een stuk land dat ‘het Geerke’ heet en dat door P. Hoogstraten is geschonken ‘eene R.K. Bijzondere Lagere School’ te bouwen. Hoofd Van de Geijn van dan nog openbare school, en zijn onderwijzer Kees van de Pol vinden het prachtig, zo’n nieuw gebouw. En het gaat snel. Al op 1 maart 1931 kan de nieuwe school worden ingezegend.

Nog vijf jaar profiteert Gijs van de Geijn van het nieuwe gebouw en al die nieuwe hulpmiddelen. Op 1 juni 1936 gaat hij met pensioen. Hij overlijdt in 1954.5