Alphons Bouwman en zijn actie
‘Fons den Bouw’ is op 31 augustus 1894 geboren aan de Koningsweg op de Hucht. Zijn vader is Johannes Bouwman en zijn moeder heet Maria Johanna Smits. Fons heeft twee zusters, Gerarda en Maria, en twee broers, Jacobus en Petrus. De familie heeft een kleine boerderij, waar de teelt van tabak af en toe zorgt voor bet beleg op de boterham. De kleine Fons gaat school bij meester Van de Geijn. Na de lagere school mag hij doorleren.
Hij gaat naar de Lagere Rijkstuinbouwscbool in Tiel. Hij kan met de fiets zijn gegaan, maar ook met de tram. Eerst naar Wamel en dan met het veer over naar de stad. Het tramstation van Puiflijk ligt aan de Heersweg, vlak bij Edenoord. In Tiel leert Fons bomen kweken en als hij rond de dertig is, volgt hij nog onderwijs aan de Middelbare Rijkstuinbouwscbool in Nijmegen. Hij is er geëxamineerd, maar niet geslaagd. Fons zit daar niet zo mee. Hij zet gewoon ‘geëxamineerd’ in zijn briefhoofd in plaats van ‘gediplomeerd’. Hij vindt dat bekwaam genoeg klinken.
De mensen hebben in ieder geval vertrouwen in hem. Zijn kwekerij loopt goed. Bovendien is hij hovenier bij verschillende pastoors. Fons is een vroom katholiek, zingt in de kerk, is lid van de plaatselijke afdeling van de R.K.S.P (Rooms Katholieke Staatspartij) en lid van de N.C.B. Hij is getrouwd met Bartelina Lamers, een molenaarsdochter uit de buurt van Grave. Bij zijn schoonvader ervoer Fons de macht van de N.C.B. die toen haar leden dringend aanraadde het graan bij de C.H.V. (Christelijke Handelsvereniging), te laten malen. De C.H.V. is een dochteronderneming van de N.C.B. Voor de onafhankelijke molenaars betekent dat een fors inkomensverlies of erger.
Bij de N.C.B. aan de Spoorlaan 350 in Tilburg is de L.C.O. (Landbouwcrisisorganisatie) ondergebracht. Officieel hebben de twee niks met elkaar van doen. Maar in de praktijk zijn het de bestuurders van de kringen en afdelingen van de N.C.B. die namens de L.C.O. de landbouwcrisiswetten uitvoeren. Daar zit ook de pijn bij Fons en talloze kleine boeren. Ze ervaren de wetten als onrechtvaardig, en degenen die ze uitvoeren als partijdig en willekeurig.
‘De katholieke God uit de jaren dertig was een grote boer.’ 6 Die God bepaalt het lot van de kleintjes. En het is wat, als je 10 tot 45% moet inleveren. Of liever gezegd, niet mag telen, kweken, fokken of mesten. Een grote boer kan wel wat missen of iets regelen. Maar als je de helft van je ene koe of varken moet inleveren, betekent dat in de praktijk dat je geen koe of varken meer mag hebben. En hoe moet dan in godsnaam pacht en rente van leningen worden betaald? Toen Fons wilde weten waarom hij minder bomen mocht kweken, kreeg hij geen antwoord van hen die het voor het zeggen hadden. Het was de spreekwoordelijke druppel.
Op 6 september 1934 vergaderen op de Hucht een groot aantal angstige en bezorgde kleine boeren. Fons is hun voorzitter. Er wordt een brief namens de vergadering naar de L.C.O. in Tilburg gestuurd. In de brief staan meer dan 160 klachten. Er komt geen antwoord waar de boeren wat aan hebben. Hun vertrouwen in de bestuurders, na de watersnood van ’26 toch al niet groot, is er in ieder geval niet door gesterkt.
De kleine boeren en hun leiders Alphons Bouwman, Wim Tromp uit Winssen en Thijs van Roosmalen uit Huisseling bij Ravenstein voeren verder actie om hun eisen ingewilligd te krijgen. Ze willen dat er een betere pachtwet komt, zodat ze meer zekerheid hebben en niet elk jaar weer moeten bieden om de pacht van een akker of een wei te krijgen. Als je inkomsten dalen en pacht en rente blijven gelijk, dan ben je gebaat met lagere pachten en renten op leningen en hypotheken, dat wilde de ‘Actie voor den kleinen boer’ dan ook. En het zou ook helpen als het Rijkskrediet 2% meer steun zou geven. Ze willen meer kunnen produceren en minder worden beperkt. Bovendien willen ze niet verplicht worden om naar de veiling te gaan met hun producten. Kunstboter is niet alleen smerig, vinden ze. Die margarine drukt hun echte boter van de markt. Daarom eisen ze stopzetting van de margarineproductie en als dat niet kan, moeten ze die rommel maar een andere kleur geven, zodat de klanten onmiddellijk het verschil zien tussen kunst en echt. Het zal duidelijk zijn, dat al die eisen worden gesteld, om het hoofd boven water te houden, nu verzuipen ze.
De ‘Actie’ vindt veel weerklank en in de kortste keren zijn er zo’n 110 afdelingen waarin rond de 20.000 kleine boeren zijn verenigd. Juist in de arme gebieden met zand of komgrondklei. Grond die zwaar te bewerken en onvruchtbaar is. Zo heeft Fons veel aanhang in Noordoostbrabant, de Meierij, in Maas en Waal en in het Rijk van Nijmegen, de Overbetuwe en de Liemers. Hij wil van zijn beweging een Rooms Katholieke bond voor de kleine boeren maken en hij hoopt daarvoor de kerkelijke goedkeuring van de Bossche bisschop te krijgen.
Ondertussen wordt de N.C.B. knap nerveus van het succes van Bouwman en alle registers worden opengetrokken om Bouwman zwart te maken en de wind uit de zeilen te nemen. Van Haaren, de vertegenwoordiger van de N.C.B., probeert overal uit te leggen wat zijn bond juist doet voor de kleine boeren, maar slaagt er niet in, duidelijk te maken dat de N.C.B. en L.C.O. toch echt onafhankelijk van elkaar zijn. Geen wonder, want het staat vast, dat er in de kringen en afdelingen lang niet alles rechtvaardig gaat door de vermenging van belangen.
Zo blijft Bouwmans ‘Actie’ een luis in de pels van de N.C.B. en de spreekbuis voor de kleine boeren. Fons verwijt de N.C.B. dat ze de idealen van haar stichter, pater Van den Elsen ontrouw is geworden. De N.C.B. op haar beurt dreigt alle boeren die ook lid zijn van de ‘Actie’ uit haar bond te zetten. Maar de meeste kleine boeren vertrouwen de N.C.B. niet meer. De N.C.B. echter, heeft machtige vrienden en beschermers. De bisschoppen vrezen verdeeldheid in de Roomse gelederen en steunen de N.C.B. als de enige en echte katholieke boerenbond. Eendracht maakt macht, Roomse macht in dit geval. Bouwman zal de vurig verlangde kerkelijke goedkeuring voor zijn ‘Christelijke Organisatie van kleine Zelfstandige Boeren, Tuinders en Middenstanders’ (C.O.K.Z.) dan ook nooit krijgen.
AI vanaf het begin verspreidt Bouwman zijn ideeën in het tijdschrift ‘Actie voor den klein en boer’. Als zijn beweging een bond is geworden, heet het krantje voortaan ‘Wekelijksch Orgaan’. Naast boomkweker noemt Fons zich dan ook uitgever. Hij wil meedoen aan de Tweede Kamerverkiezingen van 1937 en daarom worden de ‘comités van actie’, de plaatselijke afdelingen van de bond, ook afdelingen van de politieke partij Bouwman. De R.K.S.P. (Rooms Katholieke Staats Partij) vreest dat ze veel stemmen zal verliezen en is dus ook een tegenstander van formaat voor Fons. Pater Henri de Greef probeert te voorkomen dat Bouwman mee doet, maar de bemiddeling mislukt. Bouwman wint geen zetel, maar de R.K.S.P verliest er wel een. Ook al was de katholieke boeren door de Kerk ontraden om op Bouwman en zijn partij te stemmen. ‘Alleen met God in het stemhokje’ kozen toch velen tegen de R.K.S.P.. Alphons Bouwman zit dan al enkele jaren in de gemeenteraad van Druten, waarin hij voortdurend op hetzelfde aambeeld hamert en zich steeds sterker afzet tegen alles wat macht en geld heeft.
Door alle werk voor de Actie en zijn partij heeft hij niet alleen zijn kwekerij verwaarloosd, maar ook veel klanten verloren. En bij de pastoors is hij ook niet meer welkom, want hij bedreigt de katholieke macht en eenheid. De kwekerij gaat failliet en Fons verhuist naar de Ambthuisstraat 11 in Druten, waar hij een sigarenwinkeltje begint. Als ‘christen-democraat’ wordt hij in 1939 in de Provinciale Staten van Gelderland gekozen, zoveel aanhangers heeft hij nog wel dat jaar.7
Ondertussen is hij in nationaalsocialistisch vaarwater geraakt. In oktober 1940 wordt hij lid van de NSB (Nationaal Socialistische Beweging). Zijn Bouwmanpartij is nog even samen gegaan met het Zwart Front tot Nationaal Front, maar die beweging is al snel ter ziele. In 1941 verschijnt het ‘Wekelijksch Orgaan’ voor het laatst met een oproep om zich aan te sluiten bij het Agrarisch Front, de boerenbond van de NSB. Daarmee is de beweging voor de kleine boeren, begonnen als protest tegen de onrechtvaardige crisiswetten, geschiedenis geworden. Alphons Bouwman wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog burgemeester van bet Brabantse Budel, een plaats waar zijn ‘Actie’ op veel sympathie kon rekenen.
Als de Duitsers zich in september 1944 terugtrekken uit het zuiden van Nederland, gaat Bouwman mee naar het noorden en wordt dan nog even burgemeester van Hengelo (Gld.). Na de oorlog heeft hij een tijd gevangen gezeten, al heeft pater De Greef nog een goed woordje gedaan voor hem, vanwege zijn goede bedoelingen, ook al heeft hij later een verkeerde keuze gemaakt.
Vergeten sterft ‘Fons den Bouw’ op 11 september 1968 in Berghem bij Oss.8
Hoofdstuk XVI.