Naar Indië
In drieëntwintig gezinnen in Puiflijk worden de jongens node gemist. In de jaren ’45 tot en met ’50 stuurde de Nederlandse regering meer dan honderdduizend soldaten naar ‘Ons Indië’ om ‘orde en rust te herstellen’.
Uit drie gezinnen waren er zelfs twee zonen jaren in de tropen. Walter den Biesen, Bernard van den Boogaard, Gert van Dinter, Jo van Dongen, Toon Elbers, Steef van de Geijn, Henk van de Geijn, Wim van de Geijn, Ben de Haas, Henk van der Heijden, Frans Jacobs, Nico van Kol, Nol van Leur, Jo van Malten, Piet Megens, Jan Mulders, Jan Peters, Gert Reijers, Louis van de Pol, Wim van de Pol, Harry Schiks, Ruud van Sommeren, Ben van Teeffelen, Harry van der Zandt, Antoon van der Zandt en Gé van der Zandt gaan uit Puiflijk op een lange reis naar het verre en exotische land.
Een onmetelijk groot land van duizenden eilanden en eilandjes, waar Nederlanders honderden jaren lang de vruchten van hadden geplukt, vaak ten koste van de inlanders en dat na de oorlog ook graag bleef doen. De Indonesiërs echter, dachten daar in 1945 heel anders over. Soekarno riep op 17 augustus 1945 de onafhankelijkheid uit van de Republik Indonesia.
Er volgen jaren van geweld, omdat de Indonesiërs vrij en onafhankelijk wilden zijn en omdat veel Nederlanders meenden dat ‘Indië verloren, rampspoed (is) geboren’. De meerderheid van de Nederlanders is er van overtuigd, dat we zonder de rijkdommen van het eilandenrijk, koffie, thee, tabak, katoen, rubber, olie, specerijen, niet welvarend zouden blijven. Hoewel de Verenigde Staten, Engeland, Australië en de Sovjetunie de Republiek Indonesië hadden erkend en ze oorlog in ‘ons Indië’ afkeuren, meent de Nederlandse regering dat ze toch tot actie moet over gaan. Vooral ook om de voormalige Nederlandse bezittingen weer in handen te krijgen. De opbrengsten daarvan heeft het land, na die rampzalige W.O.II, berooid en uitgemergeld als het is, hard nodig.
De Nederlandse regering wil het woord oorlog niet gebruiken, bang als ze is voor een veroordeling in de pas opgerichte Verenigde Naties, en noemt het optreden ‘Politionele Actie’. De codenaam ‘Product’ spreekt duidelijke taal over de bedoeling.
Die eerste Politionele Actie is een succes, maar hoe hou je dat hele grote land onder controle? Het is veel te veel gevraagd van ‘onze jongens’. De vele brieven die de jongens naar huis sturen, vertellen lang niet alles. Net zo min als kranten, tijdschriften en de radio alles vertellen. Maar wat ze thuis horen en lezen is genoeg om zich elke dag weer zorgen te maken over de zonen, de vrienden of verloofden.
Thuis in Puiflijk willen ze wel elke dag weten hoe het gaat, wat er gebeurt en hoe het verder zal gaan. Al snel is er een comité van het Landelijk Katholiek Thuisfront.
Meester Cees van de Pol is er de voorzitter van. Johan van Sommeren (van Dina van Hulst) is zijn secretaris. Annie van Leur, Johanna van der Zandt en Corrie den Biesen schrijven vele brieven naar de Puiflijkse jongens, zodat die weten hoe het thuis reilt en zeilt. Het Katholiek Thuisfront stuurt ook pakketten naar Indië, ondanks schaarste en distributie. De soldaten hebben immers niks te makken, want wat kun je met f 0,75 per dag nou doen? Vooral in december gaan er vele pakketjes over zee.
En dan eindelijk, na jaren komen de jongens één voor één naar huis. Het is feest. De ereboog staat voor de deur van het ouderlijk huis en de buurt zorgt voor een passend cadeau. Voor de jongens is het dorp vreemd en klein geworden, ook al is er in de jaren dat ze weg zijn geweest weinig veranderd. Er is nog steeds woningnood en gebrek aan werk. Opgegroeid in de crisisjaren, gepuberd in de oorlog, hebben er maar weinig de kans gehad op goed onderwijs. Hoe zal hun toekomst zijn? Van de regering die hen stuurde, hoeven ze niks te verwachten. Ze kregen voor elke maand dat ze dienden een tientje en verder moesten ze maar zien. In Indonesië was hen al verteld, dat ze maar beter konden emigreren. Veel jongens hebben het daar wel over gehad, maar weinigen uit Puiflijk zijn ook daadwerkelijk gegaan. Gert van Dinter ging boeren in Canada en Jan Mulders werd in dat land directeur van een bedrijf voor landbouwmachines.
Veel andere jongens hebben werk en woning ergens anders moeten zoeken, soms dichtbij in Druten, Horssen, Wamel, Boven- en Beneden Leeuwen, Dreumel, Afferden of Wijchen. Soms verder weg in Didam, Reuver, Eindhoven, Amsterdam, Vlijmen en Noordscharwoude. De rest is op en rond de Hucht gebleven. Ze hebben werk gezocht en op een huis gewacht.7
Hoofdstuk XVIII.