Het klimaat was ondertussen een stuk warmer geworden en de bodem begon langzaam te ontdooien. Nu kon de Maas wel enkele diepe beddingen uitslijpen. De kleinste tak van de rivier stroomde dwars door het Land van Maas en Waal. De hoofdtak ontstond iets zuidelijker, zo ongeveer waar ook nu nog de Maas zijn weg naar zee zoekt. Omdat de beddingen nu diep waren, overstroomde de rivier het land alleen nog bij hoog water. In de loop der eeuwen werden zo de zavelige oeverwallen langs de rivieren gevormd en de lichte kleideeltjes zakten verder weg in het achterland neer. Zo ontstonden daar zware kleilagen.2
De Hucht van Puiflijk (en laten we afspreken, dat we daar de hele bult, of nee, het hele dorp mee bedoelen) is nu zo’n vrijliggende stuifduin met zanderige oeverwalgronden aan de noordkant en zware komkleigronden in het zuiden. In het warmere klimaat groeiden loofbossen op het zand en moerasplanten op de klei. De eerste mensen verschenen pas zo’n 7000 jaar geleden in het rivierenland.
Hoofdstuk I.