Regels
Als de 26 jarige Reinald II van Gelre in 1321 de beroemde dijkbrief laat schrijven, is er in Maas en Waal al vele jaren getwist over water, wetering, zijtwende en schutlaken . En dat zal ook nog eeuwen zo blijven. Pas in de jaren ’50 van de twintigste eeuw zal het water worden beheerst zoals Reinald zich dat in de veertiende eeuw voor stelde.2 De graaf zal die regels niet zelf hebben bedacht. Hij zal goed geluisterd hebben naar zijn raadslieden, vermoedelijk uit de streek. Zij wisten waarover ze het hadden. Zij ook, kenden de ongeschreven regels van eeuwen her. Reinald hield daar in zijn brief rekening mee.
Lang stroomde het overtollige water door natuurlijke geulen of oude rivierarmen naar de lagere broeklanden. Een aantal van die geulen en rivierarmen werd aan elkaar gegraven tot een wetering. De eerste wetering, de Oude Wetering, begon zo onder Weurt en zou uiteindelijk moeten eindigen bij Dreumel, het werd tenslotte de Greffelingse Sluis, bij Alphen. Een tak van die wetering, stroomde na het Puifiijkse schutlaken naar de Blauwe Sluis tussen Appeltern en Maasbommel. Die sluizen waren oorspronkelijk niet veel meer dan gaten in de Maasbandijk, waarin planken werden gezet, als het Maaswater steeg. Ze werden weggenomen als het water in de rivier zo laag stond, dat het polderwater vanzelf de Maas in stroomde.3