Onderwijs
De gemeente betaalt school en schoolmeester en de Rijksoverheid zorgt voor het toezicht op de kwaliteit. Voor dat onderwijs is de wet van 1 juli 1806 maatgevend: ‘Alle schoolonderwijs zal zoodanig moeten worden ingerigt, dat onder het aanleeren van gepaste en nuttige kundigheden, de verstandelijke vermogens der kinderen ontwikkeld, en zij zelven opgeleid worden tot alle Maatschappelijke en Christelijke deugden.’ 13
Op papier is het onderwijs openbaar, maar de invloed vooral van de Hervormden is wel degelijk aanwezig. In Gelderland bijvoorbeeld zijn er van de 8 schoolopzieners 5 protestant en alleen Puiflijk en Hernen hebben een katholieke schoolmeester. Hoewel de meeste mensen in de streek katholiek zijn, hebben alle andere dorpen een hervormde onderwijzer. In Puiflijk wordt na 1806 niets meer vernomen van de protestantse meester De Kat. In dat jaar wordt Antoon van der Wielen onderwijzer op de Hucht en de school bloeit, want hij krijgt hulp van een ondermeester in de persoon van Petrus Oomen.
In 1823 gaat deze meester naar Afferden om er bovenmeester te worden.14 Later krijgt de oude meester hulp van Jozef de Wijze uit Beugen. Dat lijkt wat wonderlijk, een schoolmeester helemaal uit Brabant. Maar sinds 1819 heeft dat Brabantse dorp een geboren en getogen Puiflijkenaar als pastoor: Jacobus Wijnackers. En heel bijzonder: Zijn identieke tweelingbroer Wilhelmus is pastoor van Wanroij. De tweeling is uniek en dus heel bekend in Oost-Brabant. Zo zal de pastoor van Puiflijk, Coebergh, die uit Grave kwam, de tweeling hebben gekend. Hij zal Jacobus gevraagd hebben of hij misschien een geschikte ondermeester of in ieder geval een jonge vent kende, die daar voor kon worden opgeleid in de dagelijkse praktijk op school. Zo komt Jozef de Wijze terecht op de Hucht. Hij valt al snel voor Johanna, de negentienjarige dochter van zijn bovenmeester.15
Hoofdstuk IX.