De gezinnen van 1840

Wie zijn de kinderen die door Jozef de Wijze worden onderwezen, wie zijn hun ouders en wat doen die voor de kost? Zouden ze de centen hebben om de kinderen naar school te sturen en wie heeft er zijn kinderen thuis en op het land hard nodig?

Kaart van 1836. In 1840 zal er niet zoveel zijn veranderd.

Sinds Napoleon houdt de gemeente de stand van zaken nauwkeurig bij in de boeken van de Burgerlijke Stand en de Bevolkingsregisters. Laten we eens kijken in het Bevolkingsregister van 1840. Puiflijk heet dan Wijk E. Deest is in de gemeente Druten dan wijk A, Afferden is Wijk B. Druten kent de Wijken C en D.

Het eerste huis in Wijk E, nummer 1 in de rij, is de boerderij van Jan van Hattum ‘Edenoord’. Op de hoeve wonen negen personen. Boer Jan en zijn kinderen Jan, Marinus, Gertruida, Adriana en Gerritje. Jan van Hattum is weduwnaar, zijn vrouw Wilhelmina Budding, is al voor 1836 overleden, net als zijn zoon Albertus. In huis wonen ook de knechten Jacobus van Kuijk uit Venray en Bernardus van de Pol. Beiden zijn R.K., net als de dienstmeid Johanna van Buren uit Horssen. De familie van Hattum is Hervormd.

In huis 2 woont de weduwe van Wouter Gradussen, Jacoba van der Wielen. Ze plant tabak. Bij haar in huis woont Jacobus Janssen die ook planter is. Coba, heeft drie kinderen: Gradus, Willem en Wilhelmina.

In het volgende huis wonen twee gezinnen. Dat van Hendrikus van Sommeren, die getrouwd is met Antonia Krielen. Ze is elf jaar ouder dan haar man. Hun kinderen heten Antoon en Maria. Bij hen woont ook nog Maria van Leeuwen uit Horssen met zoon en dochter. Aan de andere kant van de woning leeft Catharina van Oosteren, de weduwe van Jan van Kampen. Ze is arbeidster, zodat ze haar kinderen Nicolaas, Jan, Andries, Maria en Gertruida te eten kan geven. Veel meer zal er niet aan gezeten hebben.

Op nummer 4 woont de slager Antoon Rutten samen met zijn zusters Gertruida en Anna Maria.

In het vijfde huis wonen twee gezinnen. Derk Janssen, de tabaksplanter met zijn vrouw Theodora van Buren en zoon Theodorus, die arbeider is en dochter Henrica. Derks zuster Catharina Janssen woont bij ze in. Het andere gezin bestaat uit Maria Balvers, de weduwe van Mathijs Schuts. Ook zij werkt voor de kost. Johannes en Margaretha, haar kinderen, zijn zo groot dat ze als arbeider staan ingeschreven .

Antoon Megens maakt klompen op nummer 6. Hij is getrouwd met Bernadina van Heumen. Willem, Berdina, Theodora en Gerarda zijn hun kinderen. Ze zullen in het leven van alledag Wimke, Dina, Dora en Grada zijn genoemd.

Naast Toon woont Jan van Welie, arbeider, samen met zijn vrouw Adriana van den Heuvel. De kostgangster heet Gertruida Vos, die geen beroep heeft.

Dan komen we bij de tabaksplanter Andries Megens. Bij hem in huis wonen de weduwe Johanna Roeffen, de meid Jacoba Vermeulen en zijn zus, de weduwe Johanna Megens.

Vervolgens treden we binnen in de herberg van Petrus van Welie, die ernaast ook nog een winkel heeft. Zijn vrouw is Alegonda Ruijter. De twee hebben geen kinderen, wel een dienstbode, Johanna Derks.

De buurman van Petrus heet Everardus de Ruijter, de pastoor. We hebben hem al ontmoet. Bij hem woont Johanna van Deursen, zonder beroep. De bisschop is het daar niet mee eens zoals u weet.

Even verderop woont de tabaksplanter Herman van der Sandt met zijn vrouw Elisabeth Anna Gijsberts en hun kinderen Petrus, Wouter, Wilhelmina en Gerarda. De boerenknecht Derk van Oss en de meid Johanna Gubbels wonen ook in huis Van der Sandt.

Ook buurman Cornelis Tromp plant tabak. Zijn vrouw heet Maria van den Heuvel. Twee dames zonder beroep wonen bij hen. Het zijn Gertruida van de Pol en Arnolda van Oss.

Als we verder wandelen komen we bij het huis van de weduwe van Antoon Janssen, Alegonda van Kouwen. De weduwe teelt tabak. Ze heeft een zoon Antonius, zeg maar, onzen Toon. Hubertus van Beek woont bij haar. Hij is priester en ook hem kent u al.

De buren zijn Hendrikus Megens, zijn vrouw Maria Hendriks en hun kinderen Henrica, Helena en Anna. De weduwe Anna Maria Rappe woont bij ze. Hendrik overigens, is arbeider.

Derk van de Pol is eveneens arbeider, zijn broer Cornelis en zijn zus Francina werken ook als arbeider. Maria van de Pol die bij hen woont, heeft geen beroep.

Als we bij huis 16 aankloppen, maken we kennis met de metselaar Jacob van Hulst. Hij is weduwnaar. Hij zorgt voor de kinderen Jan, Antoon en Jacoba.

Willem Fenten, de buurman is weer een arbeider. Samen met zijn vrouw Maria Lemmers heeft hij vier kinderen: Jan, Willem, Johanna en Francina.

Vervolgens bezoeken we Jan van de Niers en zijn vrouw Francina Mulders en hun kinderen Arnoldus, Jan, Petrus, Johanna en Beatrix. Jan moet het met zijn handen verdienen.

Hendrik van Mierlo is tabaksplanter. Hij is getrouwd met Gertruida van Sommeren en heeft een dochter, Johanna. Willem en Hendrik Worsseling zijn kostgangers dan wel knechts van Hendrik. In het andere deel van het huis woont Peter Tromp met zijn vrouw Anna van Gent, ook hun dochter heet Johanna. De vader van Anna, weduwnaar Berend van Gent woont bij ze in. Peter, plant tabak.

In hun buurhuis wonen maar liefst drie gezinnen. Eerst is er Steven Krielen, getrouwd met Geurt Geurts en hun zoons Petrus en Mathijs. Bij hen woont Willem, de broer van Geurtje. Steven en Willem zijn arbeider. Het tweede gezin is dat van Anna Maria Geurts, een zus van Willem en Geurt. Het derde gezin in die woning is dat van schoenmaker Henricus van Emmerloot en Henrica Geurts. Ze hebben drie dochters, Maria Anna, Geurtje en Maria. Het is echt een huis vol familie.

Naast hen woont de schoolmeester Jozef de Wijze met zijn vrouw Johanna van der Wielen en de kinderen Hendrik, Damianus en Antonia.

In het volgende huis woont de timmerman Nicolaas Ruissenaars met zijn vrouw Gosewina van den Berg en hun kroost Cornelis, Geurt, Everardus en Berendina .


>> lees verder in venster 19