<< vervolg van venster 19


De gezinnen van 1840 (deel 3)

Het volgende gezin dat we ontmoeten op onze wandeling door Puiflijk, is dat van Hendrik Schiks, arbeider, zijn vrouw Hendrika Megens en hun kinderen Willem, Gerarda en Maria. Ook Lambertus de Waal werkt als arbeider, als er tenminste werk is. Hij is getrouwd met Petronella van der Lee en ze hebben twee dochters: Johanna en Getruida.

In het buurhuis wonen ook arbeidersmensen . Wilhelmina van de Weerden is weduwe van Derk van de Pol. Haar kinderen Francis en Johanna werken ook al als arbeider en arbeidster, Arnolda heeft (nog) geen beroep. Het kan natuurlijk ook zijn dat zij het huishouden doet.

Een andere Wilhelmina, dit keer Van Elk, is ook weduwe en wel van Antoon van der Wielen. Ze teelt tabak. Ze heeft drie zonen: Cornelis, Adrianus en Wilhelmus. In huis wonen de dienstbode Anna van Duin en de kostgangster Catharina Gubbels.

De Koningsweg. Links de lindeboom. Rechts ga je de Houtsestraat op. Op de voorgrond rechts het huis van Kersten en C. van Hulst. Achter de lindeboom zie je de huizen van Van der Wielen, Boerboom, Soetekouw en Doortje van Hulst. Deze huizen zijn er niet meer.

Verder op onze rondgang, ontmoeten we in het volgende huis twee gezinnen. Namelijk dat van de arbeider Johannes Derks, zijn vrouw Roelanda van Sommeren en de zonen Johannes en Theodorus. Het andere gezin is dat van Gertruida Dekkers, de weduwe van Willem Honing. Ze woont er met haar twee dochters Petronella en Henrica. De drie vrouwen werken als arbeidster.

Dan komen we weer een tabaksplanter tegen in de persoon van Jacob van de Geijn. Hij is getrouwd met Johanna van de Berg. Samen hebben ze drie kinderen: Johannes, Hendrikus en Maria.

De vader van Thé Schiks kerft de tabak. Zijn zoon rijgt ze aan spijlen.

Kleermaker Abraham Bernebeek is hun buurman. Zijn vrouw heet Gertruida Peters. De moeder van Trui, Bets (Elisabeth) Ruijssenaars, weduwe van Willem Peters en zus Maria Peters wonen bij ze in.

Op het volgende adres woont de smid Antoon Willems. Hij en zijn vrouw Hendrica Ruisbroek hebben een zoon, Theodorus. Antoon is de stamvader van het constructiebedrijf Willems uit Leeuwen. Antoon heeft een knecht, Johannes Timmerman, die in de kost is. In het zelfde huis, aan de andere kant, wonen Peter van Kampen, de tabaksplanter, zijn vrouw Sibilla Ruissenaars en de kinderen Jacob, Peter, Maria, Francina, Cornelia en Johanna.

Het volgende huis staat leeg.

In huis 49 heeft Johanna van den Hoof, de weduwe van Jan van Kouwen een winkel. Daarmee zorgt ze voor haar dochters Petronella en Dimpha. Willem van den Heuvel is haar kostganger. Ze wonen naast tabaksplanter Antonius Thijssen. Hij is getrouwd met Rutgera van de Geijn en samen zorgen ze voor hun kinderen Jacobus en Catharina.

Kobus (Jacobus) Megens is ook tabaksplanter. Hij woont op nummer 51, samen met zijn kinderen Jan en Petronella. Kobus is weduwnaar. Bakkersknecht Jan Megens uit Winssen woont bij Kobus in huis.

Willem van Kampen leeft eveneens van de tabak. Daarmee onderhoudt hij zijn vrouw Johanna Hartings en hun kinderen Mathijs, Johannes en Wilhelmina. Johan is timmerman en net als Thijs en Mina is hij niet getrouwd, ook al zijn ze rond de veertig.

Tot de gegoeden van Puiflijk hoort Gerardus Wijnakkers. Hij is landbouwer. Bij hem in huis wonen zus Theodora Wijnakkers en Antonia Kuppen. Ook knecht Jan Maasakker en de dienstmeid Johanna van Wijk wonen en werken bij Gradus.

Buurman Franciscus Janssen leeft van de tabak, Hij is gehuwd met Anna van de Pol. Hun kinderen heten Roedolphus, Judica, Petronella en Arnolda. Frans woont tussen twee rijke boeren. Met Wijnakkers hebben we al kennis gemaakt.

De ander is Bernardus Hoogstraten ook landbouwer net als Wijnakkers. Bernard is getrouwd met Maria van den Hoogen. Hun kinderen zijn Cornelis, Hendrik, Gertruida en Elisabeth. Theodorus van den Heuvel is de knecht en Maria van Oosteren de meid. Ook zij wonen op de hoeve.

Hendrik van Bernebeek is ‘kledermaker’ en al zesenzestig. Hij is gehuwd met de negenenzestig-jarige Maria van Ommeren.

Geurt van Elk is een bekende persoon in het Puiflijk van 1840. De landbouwer is getrouwd met Ida van Elk. Ze hebben twee zoons, Cornelis en Francis en een dochter Wilhelmina. Op de boerderij wonen ook Arnoldus Schouten, die eenenzeventig is en geen beroep (meer) heeft, de knecht Ruth van Elk en de meid Maria Derks. Bovendien wonen Catharina van Raay en Theodora van Elk eveneens onder zijn dak. De dames hebben geen beroep.

Antonetta van der Zandt met haar zoon Jan de Kadt en de meid Johanna Janssen wonen naast Geurt. Antonetta is tabaksplanter en zet zodoende het werk van haar man Jan Willem de Kadt voort.

Ook Anna Maria Gerrits is weduwe. Er zijn er nogal wat op de Hucht. Gradus van der Wielen was haar man. Ook Anna plant tabak. Bij haar wonen haar kinderen Wilhelmina en Gradus, Petrus van den Heuvel, tabaksplanter en bedelaar (!) Hollema van Winssen (of is het uit Winssen?).

Er wordt in die buurt veel tabak geteeld. Francis de Wildt leeft er eveneens van. Samen met vrouw Maria Ruijssenaars en de kinderen Johannes, Jan, Willem, Wilhelmina en Helena.

Op 62 woont Gradus van Leeuwen. Hij zorgt voor zijn vrouw (Ber)dina Bruijsten en hun beide kinderen Gerardus en Hermina door zich als arbeider te verhuren. Theodora van Leeuwen, de zus van Gradus is bij hen in de kost. Ze is arbeidster.

(Gijs) bertha van Wijk is eveneens arbeidster. Haar man Jan van Leeuwen is gestorven. Ze woont samen met haar dochter Jo(hanna) die ook arbeid verricht. Jo is ongehuwd en vijfenveertig.

En dan Johannes Derks en Maria van Kampen. Het echtpaar heeft zes kinderen: Jan, Johannes, Hendrina, Maria en Johanna. Hannes zal er een hele klus aan gehad hebben om met zijn handen de kost te verdienen voor zo’n groot gezin.

Bij Derk van Ooyen is dat gemakkelijker. Hij en zijn vrouw Johanna Hartings hebben maar één kind: zoon Barth. Derk verbouwt tabak en dat kan in sommige jaren veel geld opleveren.

Dat geldt ook voor Andries Boerakker en zo zorgt hij voor zijn vrouw Johanna Janssen en de kinderen Jacobus, Arnoldus, Peter, Gerardus, Catharina, Jacoba en Maria. De vrouw en de kinderen hebben ongetwijfeld regelmatig meegeholpen bij het verzorgen dan de tabak.

Gerrit Jacobs en zijn echtgenote Johanna van Kampen hebben eveneens een groot gezin. Jacob, Willem, Hendrik, Maria, Wilhelmina, Gerarda en Jacoba zijn hun zeven kinderen. Er is geen weelde dan.

In het volgende huis komen we de klompenmaker Jan Marcus, zijn echtgenote Johanna Smits en hun zoon Jan tegen. In hetzelfde huis woont Johanna van de Haselkamp, de weduwe van Jan Smits, samen met haar kinderen Aldert, Cornelia, Petronella en Berendina. Hanna is respectievelijk de schoonzus en zus van Jan en zijn vrouw.

Migchiel van Bentum de tabaksplanter is vrijgezel. Zijn zus Megchelina van Bentum woont bij hem in, net al Piet Meeuwsen, die geen beroep heeft opgegeven. Het tweede gezin in dat huis, is dat van Jan Duijn, de arbeider. Hij is getrouwd met Maria van Mook, hun zoon heet Lambertus.

In de boerderij ernaast woont de Hervormde landbouwer Koenraad Liese met zijn echtgenote Gertruida Rademakers en hun kinderen Otto, Antoon en Alida. Koenraad heeft een Roomse knecht en dienstbode, Piet de Kleijn en Elisabeth Ceele. Koenraad is lange jaren lid van de gemeenteraad. Bepaald niet de armste mens op de Hucht.

De volgende gezinnen en families wonen in ongenummerde huizen. Nieuwe huizen misschien? Of juist krotten? Zo is er Wilhelmus Schiks die getrouwd is met Wilhelmina Maasakker. Hun dochter heet Maria.

De klompenmaker Franciscus Boerakker en zijn vrouw Gertruida Thijssen hebben geen kinderen.

Marceles Sanders, de schoenmaker heeft samen met zijn vrouw Johanna Thijssen twee dochters. Ze heten Maria en Catharina. PeterThijssen, de broer van Johanna, woont in en verdient de kost als bakker.

Tabaksplanter Antoon Kersten, telg uit het bekende geslacht is getrouwd met Elisabeth Schouten, ook al zo’n bekende naam. Ze hebben vijf zonen en twee dochters. Ze luisteren naar de namen Piet, Cornelis, Antoon, Gerardus, Johannes en Maria en Johanna. Op de hoeve wonen en werken de knecht Johannes Mulders en de dienstmeid Jantje van der Wielen.

Dan is er nog het gezin van Arnold Cuppes. Sam en met zijn vrouw Gerdina Groenewald heeft hij een zoon, Jacobus. Hij verhuurt zich als arbeider.

Steven van Leeuwen is eveneens arbeider. Met zijn vrouw Maria Hermsen, de kinderen Martin en Gertruida en de twee zusjes van Steven Johanna en Hendrina woont hij in een huis.

Een andere arbeider is Piet van Kampen, gehuwd met Maria Catharina Valks en vader van Theodorus, Wilhelmina en Henrica.

Het zou kunnen dat Hendrina van Kampen de zus van Piet is. Ze woont in ieder geval naast hem. Gradus Megens, haar man is overleden. Ze probeert als arbeidster genoeg te verdienen voor haar drie zonen Jacobus, Jan en Marinus.

Ook het gezin van arbeider Steven Megens en zijn vrouw Maria van Leeuwen telt drie kinderen: Roelof, Anna en Hendrik. Merkwaardig genoeg, schijnt er bij de familie ook een niet met name genoemd meisje te wonen.

Tenslotte is er het gezin van arbeider Antonius Herrings en Johanna Hendriks. Ze hebben geen kinderen. Zijn zus Hendrina woont bij hen en verdient de kost als naaister.3