Maria Goretti
Al eerder had de kapelaan van Boven Leeuwen op een vergadering van de KAB er op aangedrongen dat er verkenners – of gidsengroepen zouden worden opgericht. Zodat de jongens en meisjes ook in hun vrije tijd werden gevormd in de katholieke traditie. In 1954 richten Gonnie van Hulst en Door van de Pol een gidsengroep op. Zoals zo vaak zijn de onderwijzers en onderwijzeressen voortrekkers in de dorpsgemeenschap. Ze zijn voorzitter, secretaris, penningmeester, bestuurslid, leider of leidster, dirigent of organist of wat al niet. Ze zijn betrokken bij vrijwel alle verenigingen en instituten in het dorp. Door en Gon ‘doen’ de gidsen. Het blijft in die jaren van nabloei van het Rijke Roomse Leven voor de Katholieke Kerk erg belangrijk dat de jeugd wordt begeleid naar volwassenheid volgens de mores van het geloof. De leiders en leidsters van jeugdgroepen moeten op cursus om dat te leren . De Puiflijkse leidsters gaan daarvoor naar Vught. Het eerste jaar worden ze samen met hun meisjes ingewerkt bij de gidsen in Boven Leeuwen. Ze gaan dat eerste jaar ook samen met Boveneind op kamp in Bergen (L.). In 1956 staan ze op eigen benen en gaan ze alleen op kamp in Zeeland (N.Br.).
Hun eerste honk hadden ze in het gebouw achter het klooster. Later in de blokhut bij Hendriks op de hoek van de Houtsestraat en de Oude Koningstraat. Daar kwamen ze op donderdagavond bij elkaar. Daar begonnen de speurtochten, leerden ze touw knopen, deden ze aan reidansen, speelden er toneel of knutselden er. De avond werd geopend en gesloten met de groet aan de vlag. Bij het spel van verkennen gold elke dag een goede daad.
In 1958 komen er kabouters. Die werden geleid door Wilma Litjens, Rina Tijnagel en Ine van den Hazelkamp. In hun rol als leidsters heetten ze Rea, Rade of Roeda. Koningin Juliana was voor de gidsen en kabouters Mova Vedo, moeder van vele dochters.
Zoals voor zoveel verenigingen valt ook voor de Maria Gorettigroep het doek als de Puiflijkse meisjes veel meer vrijetijdsmogelijkbeden krijgen, ze zelf op vakantie kunnen en ze ook niet meer gebonden willen zijn.
Hoofdstuk XVIII.