Bestemmingsplan voor het dorp

Puiflijk, vindt ingenieur Hajema, mag maar ‘bescheiden’ groeien, omdat Druten een ‘centrale’ rol speelt. Afgezien van de blokken aan de Hosterd moet Puiflijk een dorp blijven van vrij staande huizen en twee-onder-een-kap woningen en dan vooral gebouwd door particulieren. Hij stelt voor om tussen het dorpshuis en het N.C.B. gebouw een soort van dorpsplein aan te leggen, waaraan ook wat winkels kunnen worden gebouwd. Het dorp mag eigenlijk geen industrie hebben, behalve bij het N.C.B. magazijn. Het dorpskarakter moet blijven, fabrieken moeten maar naar industrieterreinen elders in de streek. Tussen het dorpshuis en de nieuwe kleuterschool moet een speeltuin worden aangelegd en Sint Maarten mag worden uitgebouwd. Puiflijk heeft, zegt ir. Hajema, een ‘fraaie beplanting’ die het dorp tot ‘het meest karakteristieke van de gemeente maken en dat moet zo blijven.’1

Met die uitgangspunten krijgen de dorpelingen in 1962 een bestemmingsplan voorgeschoteld. En haast vanzelfsprekend worden er bezwaren gemaakt. M. Zoetekouw, eigenaar van ‘Wihema’ een fabriek voor ‘meubelfabricage’, zoals er in het briefhoofd staat, is eigenaar van ‘de Singel’. Op die grond wil hij een fabriek bouwen en dat wordt onmogelijk als er huizen verrijzen. Ook ‘Delta’, een meubelfabriek in oprichting, tekent bezwaar aan. Het stuk grond naast de fabriek is bestemd voor landbouw en woningen, als dat doorgaat kan de fabriek niet uitbreiden en dat moet om levensvatbaar te zijn. Schoenmakers, een van de oprichters, verzoekt de gemeente daarom de bestemming van het perceel te veranderen. Er zijn ook een paar landbouwers die bezwaar maken, omdat ze grond kwijtraken en hun bedrijf kan daardoor niet meer rendabel zijn.

Op 1 april 1963 echter, komen de bezwaarschriften te vervallen, want de gemeente trekt het plan terug. Ze zal later met een nieuw bestemmingsplan komen.2

Zo stelde zich de gemeente nieuwe woningbouw in Puiflijk voor.

De Sint Martinusstichting, Katholieke Bejaardenzorg voor Gerepatrieerden in Den Bosch, heeft grootse plannen met het klooster. Ze wil het opknappen en uitbreiden. De gemeente had het willen slopen en er huizen willen bouwen. Er komt een gewijzigd plan, de raad vindt het goed, maar er komen weer bezwaren.3

Jaren volgen, waarin heel wat wordt vergaderd, geschreven, voorgesteld, gewijzigd, verworpen en aangepast, voordat er eindelijk een bestemmingsplan is, dat ieders goedkeuring kan wegdragen. Nog in 1973, op 26 februari en op 16 april zijn er ‘hearings’ over het bestemmingsplan van de gemeente voor het dorp. Vooral Johan van Os trekt ten strijde, want hij vindt dat er zo veel te veel huizen in het dorp bij komen, dat ze op de verkeerde plek zijn gepland en dat er geen echt centrum wordt opgebouwd. Hij wantrouwt de bedoelingen van het gemeentebestuur en de deskundigheid van de stedebouwkundige. Johan denkt, dat ir. Bajema het plan achter zijn bureau heeft ontworpen en verder nergens naar heeft gekeken. Van der Zandt voegt er aan toe dat het plan veel te duur is, zodat de huurhuizen leeg zullen blijven staan, omdat er in ‘Puiflijk-Noord’ goedkopere woningen worden gebouwd.

Tweeënnegentig huizen is veel te veel, met het huidige groeitempo duurt het dertig jaar vóór ze vol zitten. Bouw er nou maar dertig, doe het eenvoudig én alleen voor Puiflijkse mensen of voor Puiflijkenaren die ergens anders naar toe moesten. Bouw ten westen van de Van Mekerenstraat en ten noorden van de Slootsestraat, maak een ‘groengordel’ tussen Zuid en Puiflijk, ‘dit om te weten hoe ver we kunnen collecteren voor school en kerkbezoek’ aldus Johan van Os. Burgemeester Havermans maakt duidelijk dat het plan zorgvuldig tot stand is gekomen, dat het een plan voor de Puiflijkenaren is en dat juist deze bijeenkomst is bedoeld om de dorpelingen de kans te geven hun meningen en ideeën te laten horen. De burgemeester zou het mooi vinden als de lagere school echt zou groeien tot zes klassen. Dat wil zeggen tot een school met zes groepen, voor ieder leerjaar een klas dus. Litjens is bang, dat als de grond ten noorden van de Slootsestraat wordt volgebouwd, je het dorp niet meer ziet.

Burgemeester Havermans legt plannen uit. In het midden zit Johan van Os.

De angst voor Zuid probeert de burgemeester weg te nemen. Het zou hem niet verbazen als er mensen uit Zuid kiezen voor een Puiflijkse vereniging. Van der Zandt vindt kort en goed dat Puiflijk Druten is geworden. Hij vraagt zich af waarom die grond is geannexeerd. Anderen vinden dat het huidige ontwerp te veel van het goede is. Ook een zekere Raggers, een pas afgestudeerde stedebouwkundige en lid van het Milieufront Maas en Waal, mengt zich in de woordenstrijd. Hij stelt een nieuwe ‘hearing’ voor en dan het liefst met een maquette, zodat de mensen er zich iets bij kunnen voorstellen. Iedere keer weer herhaalt de burgervader dat de hoorzitting een manier is om te horen wat de dorpelingen willen. Willemsen vraagt dan aan de zaal wat ze willen. Het antwoord is duidelijk: een beperkte bebouwing in het dorp en uitbreiding ten noorden van de Slootsestraat.

Om misverstanden te voorkomen vat de burgemeester nog eens samen wat de aanwezigen willen. Ze zijn voor een beperkte bebouwing, zonder rijtjeshuizen, alleen voor Puiflijkse mensen, met meer groen, een duidelijke grens door een groengordel tussen Puiflijk en Druten-Zuid en een gedeeltelijke bebouwing noordelijk van de Slootsestraat.

De vergadering van 16 april 1973 is de gewenste nieuwe hoorzitting en de stedebouwkundige ir. Hajema is er bij. Hij zegt dat dit bestemmingsplan het derde sinds 1962 is. Zijn verhaal komt er op neer dat Druten een ‘streekverzorgende functie is toegekend’ en er daarom ‘is voorzien in een sterke uitbreiding van genoemd dorp welke zich in de toekomst in het gebied gelegen tussen de dorpen Druten en Puiflijk zal concentreren’. Ook in deze zitting is met name Johan van Os de tegenspeler van burgemeester Havermans.

Voor de raadsvergadering van 18 april 1975 worden de conclusies van beide hoorzittingen nog eens op papier gezet.

Rogberg vanaf Slootsestraat.

Conclusie naar aanleiding van de hearings gehouden te Puiflijk op 26 februari en 16 april1973,

1. Het aantal te bouwen woningen in dit dorp dient beperkt te blijven, zodat geen wezenlijke uitbreiding van Puiflijk t.o.v. het vigerende plan wenselijk is. Het overlegde schetsplan omvat ± 100 woningen verdeeld over alle categorieën.

2. T.o.v. het overlegde schetsplan wordt enige uitbreiding van het aantal te bouwen sociale woningen wenselijk geacht. Deze dienen wel te worden geprojecteerd in rijtjes van maximaal 4 woningen aaneen, te situeren in het gebied ten noorden van de Slink.

3. In het plan dienen behoorlijke mogelijkheden te worden opgenomen voor Particuliere bouwers, zodat mogelijkheden moeten worden geschapen voor bungalowbouw en woningen met een normale goothoogte, zowel vrijstaand als dubbele.

4. De bouwkavels dienen, teneinde redelijk verantwoorde kavelprijzen te kunnen bereiken van beperkte omvang te zijn. Gedacht wordt aan kavels van ± 400 m2 voor vrijstaande en ± 300 m2 voor dubbele woningen.

5. De aan de zuidzijde van de Slink bestaande bebouwing zal worden gelegaliseerd doch hieraan voorlopig geen uitbreiding worden gegeven.

6. In de voorschriften dient een fasering te worden opgenomen waardoor wordt voorkomen dat op te grote schaal wordt gebouwd. Bebouwing van de gronden achter Huize St. Maarten wordt wel wenselijk geacht, doch de realisering hiervan zal pas in de laatste fase mogelijk worden gemaakt.

7. De stedebouwkundige dient te bezien of op de gronden van van der Zandt, welk bedrijf onlangs is aangekocht, enkele bouwpercelen kunnen worden geprojecteerd, zoals ook in het vigerende plan mogelijk is.

8. In het plan dient een kinderspeelterrein c.o. trapveldje te worden opgenomen. De juiste plaats hiervan wordt na overleg met de bewoners uitgekozen.

Wij stellen U voor de stedebouwkundige opdracht te geven een herziening van het bestemmingsplan voor het dorp Puiflijk voor te bereiden, rekening houdend met vorenstaande conclusies.’

En de raad ging op 27 april 1976 accoord. Op 11 mei keurt Gedeputeerde Staten van Gelderland het bestemmingsplan goed.4


Hoofdstuk XIX – Hoofdstuk XX ( Pöfluk is Pöfluk nie mer + Bestemmingsplan voor het dorp).