1. Kerk en toren

Het dorp op de Hucht (want dat betekent Puiflijk) heeft in 1127 een pastoor. Hij heet Herimannus. Omdat Herimannus proost is van het kapittel van aartsdekenaat Xanten, is hij niet de zielzorger. Die dagelijkse zorg voor de kudde op de Hucht is toevertrouwd aan een onderpastoor.

Het oudste kerkje van Puiflijk, zoals het er kan hebben uit gezien.

In 1189 heet de pastoor van Puiflijk (hoe ook geschreven) Albertus. Hij leest de mis, doopt de kinderen, trouwt man en vrouw, hoort biecht en begraaft zijn parochianen in en rond zijn eenvoudig Romaans kerkje van veertien meter lang en zeven meter breed, met een koor van vier bij vijf meter. Het Godshuis heeft dikke muren, kleine ramen en een zadeldak. Vermoedelijk staat er op het dak een klokkentorentje, want in de kerk zijn de resten van een bronssmeltoven en klokmallen teruggevonden.

De stenen van de kerk zijn tweedehands. De parochianen hebben ze gehaald op de Drutense Klepperheide, waar ooit een geromaniseerde villanederzetting heeft gestaan, die al lang tot ruïne is vervallen. Dure kolengas- en tufstenen hebben ze zo (bijna) voor niks.

Het ligt voor de hand dat de toenmalige Heer van Puiflijk de bouwheer is geweest, maar of hij zich al “Van Puiflijk “ noemde, weten we niet. In 1260 komen we voor het eerst een Heer tegen die zich Willem van Puiflijk noemt.

In de loop van de veertiende eeuw (1300 – 1400) is de oude, aan Sint Jan de Doper toegewijde kerk zeer grondig verbouwd en vergroot. Het oude koor werd vervangen door een hoger en groter Gotisch koor met grote spitsboogramen en steunberen. Het middenschip, ook wel buik genoemd, wordt ook groter. Later, in de eerste helft van de vijftiende eeuw (1400 – 1500) bouwen de mensen op de Hucht een Gotische toren bij hun kerk. [Er zijn aanwijzingen dat de toren veel ouder is dan tot nu toe aangenomen. Voor meer informatie: klik hier.]

2. Begraven

Als je rijk genoeg was, kon je je laten begraven onder plavuizen in de kerk. Die graven waren niet altijd even goed afgesloten, zodat je de “rijke stinkerds“ nog weleens kon ruiken. De armere parochianen werden begraven in de hof rond de kerk. De Heren van Puiflijk en hun families werden in ieder geval in de kerk bijgezet. Een zerk met daarop de wapens en namen van de familie van Puiflijk en Van Mekeren herinnert daar nog aan.

Grafzerk met wapens families Van Puflick en Van Mekeren.

In die veertiende en vijftiende eeuw  wonen en werken er vele  Van Mekerens in het Land van Maas en Waal en Gelderland. Waar de ridderfamilie Van Mekeren oorspronkelijk vandaan komt, weten we niet. Als ridders horen ze tot de lage adel. In Puiflijk komen we in 1416 ene Floris van Mekeren tegen. Hij is getrouwd met Elisabeth van Puffelick.

In de loop van de eeuwen ontmoeten we meer adellijke families in de Puiflijkse heerlijkheid. Zo is er bijvoorbeeld de familie Van Erp, afkomstig uit het Brabantse Erp, de familie Scharrenborg en de jonkerfamilie Mom. De familie Scharrenburg woonde op een herenhoeve op de hoek van de Scharenburgse straat en de Scharenburg. Zijn zij nou genoemd naar die Scharenburg of is het andersom? Hun boerderij raakt later in bezit van de familie Smits en heet sindsdien de Smitshof.

Jacobus Mom woonde op de “Grundewaaij “. Hij was de laatste katholieke ambtman van Maas en Waal.

3. Vervallen

Na 1602 komt de oude kerk in handen van de protestanten en mogen de Roomsen hun godsdienst  niet meer in het openbaar belijden. Vermomde, rondtrekkende paters komen zo af en toe langs, soms ook kerken de gelovigen in Megen. Later krijgen ze een schuurkerk aan de Kerkstraat, die naar die schuilkerk is genoemd.

Rond 1700 wonen er ongeveer 200 mensen in Puiflijk. Van hen zijn er zo’n 20 Gereformeerd, waaronder natuurlijk de dominee en zijn familie, de schoolmeester en zijn gezin, de schout met vrouw en kinderen en de adellijke familie. Je zit zo aan de twintig.

Die paar protestanten hebben genoeg aan het koor van de kerk, het middenschip wordt opslag en er wordt door niemand geld voor onderhoud aan besteed. Ze vervalt volledig tot puin. De toren is voor alle dorpelingen van belang. Ze roept je op om te helpen als er brand is, of als er wegen moeten worden hersteld dan wel als er watersnood dreigt. Ze is ook stevig gebouwd, zodat ze zelfs zonder onderhoud overeind blijft.

4. Nieuwe kerken

In de Bataafse Republiek wordt in de grondwet van 1798 vastgelegd dat iedereen vrij is zijn of haar geloof te belijden. Omdat in Puiflijk de meerderheid Rooms is, krijgen ze de oude kerk terug. Maar ze hebben er niks aan, zo’n bouwval is het, daarom blijven ze kerken in de schuurkerk.

In 1818 krijgen ze dan eindelijk een nieuwe kerk van het ministerie van Waterstaat. Ze wordt gebouwd  op de hoek van de oude Koningsweg ( nu Van Mekerenstraat ).  Maar ze voldoet niet en in 1868 wordt een gloednieuwe Neo – Gotische kerk ook gewijd aan de Heilige Johannes de Doper gebouwd. Op de plek van de oude waterstaatskerk verrijst de nieuwe pastorie.

Het is deze kerk die in 2018 aan de eredienst wordt onttrokken en verkocht. De pastorie heeft al jaren eerder  een nieuwe eigenaar.

tekst en tekening: Cor van den Heuvel
bron: Cor van den Heuvel: Mensen op de Hucht, Wijchen 2008

5. Eeuwenlange verwaarlozing

Vanaf ongeveer 1600 zet het verval in.

Het middenschip wordt al gauw van het koorgedeelte gescheiden: het koor wordt kerkruimte, het schip opslagplek voor van alles en nog wat. Onderhoud is er nauwelijks en al helemaal niet voor schip en toren. De protestantse gemeente was veel te klein om het geheel voor verval te behoeden.

Rond 1700 stort het middenschip; het koor blijft als kerkruimte intact, de toren blijft fier overeind ondanks dat het geen dak meer heeft. Op de oudst bekende afbeelding uit 1732 is dat duidelijk te zien: weer en wind hebben in de toren vrij spel!

Ook de oudste foto’s laten overduidelijk zien, dat de toren veel heeft te doorstaan.


Uiteindelijk wordt de kerk, of wat daarvan nog over is, in 1820 gesloopt. Van het sloopmateriaal wordt dankbaar gebruik gemaakt bij de bouw van de woning van de dominee in Boven-Leeuwen.

De toren laat men staan.

6. Restauratie

Pas zo’n twee eeuwen later maakt men zich – voor zover we hebben kunnen nagaan – serieus zorgen over het voortbestaan van de toren. Zo schrijft de Rijksdienst voor de Monumentenzorg in november 1930 in een brief aan het gemeentebestuur:

… De toren van Puiflijk was boven geheel ongedekt, terwijl alle zolderingen ontbraken, zodat regen en wind vrij spel hadden…

Daarom dringt zij aan op het aanbrengen van een kap om verder verval te voorkomen. De toren moet behouden blijven, zo is men zeer nadrukkelijk van mening. Die kap komt er wel, maar is al gauw weer verdwenen zoals blijkt uit een brief van oktober 1950 van de gemeente Druten:

… Indertijd is er op de toren in Puiflijk een houten dakje aangebracht, maar dit is reeds geruime tijd verdwenen. Weer en wind hebben thans vrij spel…

Maar dan duurt het nog 4 jaar voordat er een nooddak wordt aangebracht. En nog eens 26 jaar voordat men tot meer ingrijpender maatregelen overgaat. In 1980 wordt de buitenkant van de toren gerestaureerd en het huidige puntdak geplaatst.

En dan nu, 44 jaar later, opnieuw restauratie….>> lees meer