Voor de vele, kleine boertjes en arbeiders met een lapje grond richtte de Brabantse pater Van den Elsen de Boerenleenbank op. Al snel, echter, maken er de grote boeren de dienst uit. “Aes ge riet hѐt, kunde fiepkes make“. Desalniettemin konden de kleintjes voortaan ook geld lenen van de verenigde boeren, iets wat vόόr die tijd niet kon. De bank was eigenlijk een coöperatie zonder winstoogmerk. Was er winst, dan diende die ten goede te komen aan de gemeenschap.