Ridders

De erfelijke grondbezitters zijn zelf geen boeren meer, maar ridders. Hoe gek het ook klinkt, maar de eenvoudige uitvinding van de stijgbeugel zet het Frankische Rijk op zijn kop. De vrijen die zich een paard en een uitrusting kunnen veroorloven en zo voor hun heer het voetvolk verslaan en oorlogen winnen, worden de belangrijkste krijgers. Het voetvolk, oorspronkelijk ook vrije Franken, worden min of meer overbodig. Zij die rijden, de ridders, vormen voortaan de elite.

De heer van Puiflijk is zo’n ridder. Hij is de sterkste en de machtigste in het buurschap. Hij spreekt in zijn Heerlijkheid recht, zorgt voor orde en rust en strijdt voor graaf, hertog of koning als hij geroepen wordt. Zijn beloning is zijn Heerlijkheid. De andere vrijen in Puiflijk kunnen geen eisen meer stellen als voetsoldaten zijn ze niet meer nodig, ze worden onbelangrijk en zo minder vrij . Ze worden horigen, gebonden aan het land van de heer, aan hem onderdanig. Al die mensen op de Hucht, blijven lang zonder naam. Zelfs de heer leren we pas in de 12e eeuw bij naam kennen. 5


Hoofdstuk II.