Watersnood in 1861

Sinds de Bataafse Republiek (1795) voelt de overheid zich geroepen te hulp te schieten als er weer eens een watersnood is geweest. Geleden schade wordt ( deels) vergoed, voedsel wordt aangevoerd en hooi voor de dieren kan in Druten bij de steenfabriek worden afgehaald. De watersnood van 1861 is echter beroemd geworden door de lotgevallen van het Leeuwense meisje Hanneke van Beek.

Hanneke van Beek.

Het is eind januari 1861 als na een barre winter de vorst wijkt en het gaat dooien. AI dat water in de Waal zoekt een uitweg en als de vele ijsschotsengaan kruien en een dam vormen, waardoor water niet verder kan, is er geenhouden meer aan . Bij het benedeneind van Leeuwen, breekt de Waalbandijk. Het kolkende, woedende water vernielt ’s morgens om een uur of zes in enkele seconden twaalf huizen en verdrinken er zevenendertig mensen.

De boerderij van tabaksplanter Hend van Beek ligt precies in de vloedgolf. Hend, zijn vrouw, zijn 5 kinderen en buurman Celis van de Ven kunnen niet meer weg en vluchten het dak op. Dat dak houdt het uiteindelijk niet, behalve Hanneke en buurman Celis, verdwijnt het hele gezin in het razende water. Het stuk waarop Hanneke en Celis zitten, schiet de stroom in. Als een klompboom tegen het dak botst, breekt het opnieuw en Hanneke drijft op haar stuk alleen de donkere nacht in.

Celis weet in een boom te klimmen en wordt uren later gered door Drutense schippers. Hanneke drijft dagen en nachten over het water in de polder, diep weggedoken in de jas van haar vader, af en toe zuigend aan een ijspegel tegen de dorst, te eten heeft ze niet.

In het Puiflijkse veld woont Gradus van der Zandt op een bult tamelijk veilig voor het water, maar zijn vrouw vindt toch dat hij een roeiboot moet kopen en dat heeft hij na lang aandringen dan ook gedaan. Op 7 februari, als Hanneke al zes dagen op haar dak zit, gaat Gradus met de boot het water op. Het is nogal een forse boot, want Knillis van Duin, Jan Willem de Lang, Jan Hagens, Knillis Vincent en Cees van Koolwijk gaan mee. Ze turen over het water of er nog iets opvalt en in de verte zien ze iets blauwigs, iets aparts. Maar ze weten niet wat het is.

Als ze dichterbij komen, zien ze dat er !even in zit. Het is een huilend meisje. Ze halen haar van het dak en ze vertelt dat ze Hanneke heet en dat haar grootvader Klaas van Oij en heet. Dan weten de mannen dat ze het enig overgebleven lid van het gezin van Hendrik van Beek is. In Puiflijk wordt Hanneke liefderijk verzorgd bij Van der Zandt. Dokter Deelen uit Druten heeft haar nog onderzocht, maar Hanneke mankeerde niks.

Een paar dagen later is ze naar haar grootvader gebracht. Als ze volwassen is, trouwt ze met notaris Hoeben, krijgt ze een dochter en is ze heel oud geworden. 1

Gedenksteen die herinnert aan de watersnood van 1861 en het droeve lot van de familie Van Beek. Na herbouw van de woning aan de Zandstraat in Beneden-Leeuwen is de steen lang ingemetseld geweest. Het huis in zijn oude vorm is er niet meer.
De tekst luidt: Hier werd den 1 februarij 1861 Hendrik van Beek met vrouw en vier kinderen door den vloed verzwolgen. Hun eenig overgebleven kind Johanna, dankbaar voor hare wonderdadige redding, heeft dit huis herbouwd in 1863.