Een zwaar leven

Nou hebben velen, arbeiders, knechten, dagloners en kleine boeren, zeker ook op de Hucht, heel wat redenen om op zijn minst ontevreden te zijn. Er is niet genoeg werk bij de grote boeren en er is niet genoeg grond. Ieder jaar is het weer vechten om een lapje pachtgrond. Er zijn veel te veel liefhebbers en de prijzen zijn daardoor altijd te hoog, veel te hoog.

Veel kleine boeren hebben wel een eigen stukje grond, maar daar kunnen ze niet van leven, pachten is daarom noodzakelijk. Lukt dat niet, dan zijn ze gedwongen om op ‘d’n oven’ te gaan werken of net als de dagloners ver weg, bij de grote boeren in Holland de kost te verdienen. Ze zijn dan van maart tot november van huis.

Ze kunnen ook naar de fabrieken in bet Duitse Ruhrgebied, maar ook dan zijn ze vaak en ver van huis. Thuis proberen in die tussentijd vrouw en kinderen het hoofd boven water te houden, kopen ze op de pof in de hoop dat vader voldoende geld mee naar huis brengt om de schulden te betalen en de winter door te komen.

Hun huizen, voor zover ze die naam verdienden, hebben de tand des tijds niet doorstaan . Hout, riet en biezen zijn nu eenmaal vergankelijke materiaal en, maar voor iets stevigers als stenen en dakpannen is geen geld. Altijd maar werken en desondanks geen geld hebben voor een fatsoenlijk leven. Geen wonder, dat de armen verlangen naar een betere toekomst. 13

Haver maaien met zicht en pikhaak.
De hele familie werkt mee in de tabak.
Zonder de aardappel heerst er honger.

Hoofdstuk XII.