Onrust onder de arbeiders

Tegen het eind van de negentiende eeuw toont burgemeester Gefken zich bezorgd over de toenemende onvrede bij de arbeiders in zijn gemeente. Die worden zich bewust van hun armoe en ellende, van hun schamele loon en hun onmacht. En dat leidt tot verzet. In onze streek weliswaar nogal timide en later dan elders, maar toch heeft de burgervader angst voor de in zijn ogen verderfelijke socialistische ideeën, die verspreid worden door uit Duitsland terugkerende werklieden. Er is een toename, volgens Gefken, van vechtpartijen en diefstallen. Door de vele fabrieken in de gemeente kunnen zich krachten ontwikkelen, waartegen de veldwachters niet bestand zijn. Daarom vraagt hij de regering om een brigade marechaussees.12


De klompenmakerij van Titske Smits in Boven Leeuwen.
Links August Willems uil Puiflijk. Rechts Roel van Zandvoort en Titske in het midden.
Hoepelmakers aan de snitselbank. De man rechts zou Marinus Schiks zijn.