De strijd gaat verder
Nu over de plannen voor een wijk ten zuiden van de Van Heemstraweg op Puiflijkse grond. In 1972 heeft Johan van Os ‘kritische overwegingen’, op schrift gesteld voor Burgemeester, Wethouders en Raadsleden van Druten, de Stichting Streekbelangen en het Milieufront Maas en Waal. Hij noemt die ‘kritische overwegingen’: ‘Druten-Zuid, een plan of een probleem?’ De schrijver verbaast zich over het grote aantal huizen dat er in tien jaar moet worden gebouwd, zo’n 1.400 maar liefst. Hij vraagt zich af waar al die mensen vandaan moeten komen. De groei van de eigen bevolking is bij lange na niet groot genoeg en ook de Nederlandse bevolking krimpt eerder dan dat ze groeit.
Na veel gegoochel met CBS-cijfers (Centraal Bureau voor de Statistiek), ervaringen in zijn omgeving en een onderzoek van het NIPO (Nederlands Instituut Publieke Opinie), concludeert Johan dat Druten in tien jaar tijd van ongeveer 10.000 inwoners in 1971, in 1981 zal zijn gegroeid met 915 mensen. Daar heb je niet zoveel woningen voor nodig. 282 is dan al genoeg. Er moeten dus mensen van elders naar Druten komen. Maar, vraagt Johan zich af, waarom zouden ze dat doen? Het kan zijn dat er stedelingen zijn die rust, ruimte, schone lucht en natuur zoeken. Maar als Druten zo groeit en half verstedelijkt, is het voor hen dan nog aantrekkelijk?
Het kan zijn, dat dat half verstedelijkte Druten wel aantrekkelijk is voor andere Maas en Walers vanwege die ‘steedse’ voorzieningen. Maar ja, zoveel Maas en Walers zijn er nou ook weer niet. De streek heeft in 1971 maar een groei van 1%. Voor Johan mist Druten-Zuid dan ook elk bestaansrecht, als het om toename van de bevolking gaat, het plan is economisch onverantwoord en milieuvervuilend. Waardevolle grond voor landbouw en natuur verdwijnt en al die huizen bedreigen bovendien ‘de rust, de zelfstandigheid, de traditionele gemeenschapsgeest en de eigen funktie van een klein aangrenzend dorp.’
Tot besluit van zijn overwegingen, is Van Os ook nog kwaad op B en W omdat ze volgens hem heimelijk onderhandeld hebben met een groot vleesbedrijf en stellen ze de mensen nu voor een voldongen feit. Het is op alle fronten slecht dat zo’n fabriek er komt. Ten eerste zal het aantal werknemers niet groot genoeg zijn om al die huizen in Zuid te bevolken en mooie villa’s hoef je dan al helemaal niet te bouwen, want wie wil er nou wonen onder de rook van zo’n industrie? Heel vilein suggereert de schrijver, dat B en W een oplossing zouden kunnen zoeken in het ‘aantrekken van vruchtbaar buitenlands mensenmateriaal’, zodat de huizen in Zuid toch vol komen.5
Het pamflet haalt de publiciteit. Daar zijn B en W boos om, dat was niet de afspraak. Ze zijn zó kwaad, dat ze spreken van ‘onzinnige stukken’ en ’te gek om nog langer over te praten’.6 Johan krijgt op 4 december 1972 van Ben W een uitvoerig antwoord op zijn kritiek. Ze schrijven wie en wat er betrokken zijn geweest bij het ontwikkelen van het plan Druten-Zuid, welke inspraak er mogelijk was, welke ideeën achter het plan zitten. Ze verwijten hem dat zijn cijfers onvolledig zijn, omdat hij met een aantal factoren geen rekening heeft gehouden. Ze delen hem mee, dat Huub van Heiningen, de journalist, de band van wat er in de raad is besproken, heeft beluisterd en een en ander in de Gelderlander zal rechtzetten.