Een nieuwe school en een nieuwe schoolmeester
Zoals U weet, vindt schoolopziender Wijnbeek Jozef de Wijze een goede schoolmeester en over het gebouw schrijft hij dat het ‘een aardig, nieuw schoollokaal ‘ is, dat’ groot genoeg (is) voor het 60-talleerlingen.’ 1
Zestien jaar later echter, schrijft Jan (van) Hoogstraten, gesteund door andere notabelen op de Hucht, dat de school te slecht is voor fatsoenlijk onderwijs en dat ze bovendien te klein is voor het groeiend aantal leerlingen. Ook de onderwijzerswoning is bouwvallig en de heren vinden dat er behalve een nieuwe school ook een nieuw huis voor de bovenmeester moet komen. Acht maanden later gaat de raad akkoord met de voorstellen in de brief van Jan (van) Hoogstraten. Er komt een commissie van toezicht en daarin zitten de raadsleden J. Janssen, H. van der Zandt en J W. de Kadt. Gradussen, de architect en orgelbouwer uit Winssen zal school en woning ontwerpen. Dan zal het nog drie jaar duren vóór de nieuwe school in gebruik kan worden genomen en de bovenmeester weer fatsoenlijk kan wonen. Uiteindelijk zal de woning voor de bovenmeester veel later worden gebouwd.2
Als in de zomer van 1855 de leerlingen thuis zijn om te helpen, de meester alle tijd nodig heeft voor zijn akker en moestuin, dan kan de oude school met de hand worden afgebroken, steen voor steen. De nieuwe school wordt daarna met de hand steen voor steen gebouwd. Op grond die eigendom is van het Puiflijkse Armenbestuur. Merkwaardig genoeg zwijgt dat bestuur over de grond, terwijl die grond geld zou kunnen opbrengen om de armen in het dorp te helpen. Dat de gemeente zwijgt is te begrijpen, wat niet weet wat niet deert en het scheelt een hoop geld. Er wordt gewoon gebouwd en zo staat er dan aan het begin van het nieuwe schooljaar in oktober een nieuwe school. Pas in 1878 schrijft het Armenbestuur aan de gemeente, dat de school op haar grond staat, maar dat ze bereid is die grond te verkopen voor f 1.000,-. Nou, zegt de gemeente, U reageert vele jaren te laat, uw rechten zijn verjaard. Als U niet betaalt, antwoordt het Armenbestuur, breken we de school af. Na die schermutseling betaalt de gemeente de geëiste centen en is de kous af.
In 1855 sterft meester de Wijze. Hij heeft nauwelijks van de nieuwe school kunnen genieten. Zijn tijdelijke opvolger is, net als de Wijze ooit was, een Brabander. Joannes, Jacob Kerssemakers komt uit Sint Oedenrode. Kerssemakers moet wel een examen afleggen bij de schoolopziender in aanwezigheid van de gemeenteraad en van de gemeentelijke schoolcommissie. Zoals gebruikelijk wordt ook een andere sollicitant opgeroepen voor dat examen. De waarnemer van meester de Wijze blijkt de betere en hij wordt geschikt geacht om als nieuwe bovenmeester op te treden.3 Net als zijn voorganger, trouwt hij spoedig met een Puiflijkse. Ze heet Cornelia van Hoogstraten. Als hij naar school wandelt, komt hij langs haar huis. Ze krijgen een zoon en een dochter. Helaas zal Cornelia jong sterven.
Later zal Elisabeth Jeurgen zijn tweede vrouw worden. Met haar krijgt meester Kerssemakers eveneens kinderen.4 Johan Kerssemakers kan zijn gezin weliswaar onderhouden, maar het houdt niet over. Hij krijgt in het begin zelfs f 10,- minder per jaar dan zijn voorganger G . de Kadt 50 jaar eerder! Hele f 60,- is zijn jaarsalaris. Gul is de gemeente allerminst en net als alle schoolmeesters in die dagen heeft Johan er allerlei baantjes bij als dorpsomroeper en doodgraver. Vanaf 1870 is hij ook nog ontvanger van de dorpspolder Puiflijk.
Daarnaast heeft hij een moestuin en een eigen akker. De ouders betalen bovendien schoolgeld, dat wordt geïnd door de gemeente. Zij stelt ook de bedragen vast. In de laagste klas f 1,- per kind per jaar. Daarna betalen de ouders f 1.25. Zijn er leerlingen die ’s avonds onderwijs willen, betalen ze f 2,- en voor hen die echt leergierig zijn en ‘meer uitgebreid’ willen leren wordt f 4,- in rekening gebracht. Voor alle extra’s wordt de meester mondjesmaat betaald. Voor wat de leerlingen betalen, krijgen ze wel het een en ander terug. Niet alleen les, maar ook een lei, een penhouder, een of meer schriften, kroontjespennen, griffels en ze mogen leerboekjes gebruiken. 5
Meester Kerssemakers is de enige schoolmeester. Hij heeft alle leerlingen in één lokaal bij elkaar. Om enigszins overzicht te houden, heeft hij ze verdeeld in drie leerjaren en in elk leerjaar weer in een groep jongens en een groep meisjes. De bovenmeester reikt geen rapporten uit en de leerling gaat van het ene leerjaar naar het andere als de meester vindt dat het kind er aan toe is. Het kan zo jaren duren, voordat je bevorderd wordt en velen maken de school dan ook niet helemaal af.
Als de kinderen vormleer krijgen, betekent dat, dat de meester met hulp van een aanwijsstok en wandplaten uitleg geeft. Vaak gaat zo’n wandplaat over een aardrijkskundig, historisch, biologisch of natuurkundig en technisch onderwerp. De Puiflijkse kinderen gaan van oktober tot april naar school. In de zomer zijn ze thuis nodig. 6