Het leven wordt lastig

Er mogen dan geen Duitse soldaten in het dorp verschijnen, het is toch knap uitkijken geblazen voortaan, want ook in Puiflijk zijn er mensen met sympathie voor de N.S.B. en Nazi-Duitsland en die kun je niet vertrouwen.

Langzaamaan verschijnen er steeds meer ‘Bekanntmachungen’ op het gemeentelijk mededelingenbord bij de kerk. De pers is niet meer vrij, de radio staat onder toezicht. Er mag niet meer openbaar worden vergaderd. De boeren moeten hun hele oogst inleveren op wat voer voor het vee en eten voor de familie na. En er wordt streng gecontroleerd, ook al zijn er controleurs die de andere kant opkijken als er plotseling een stuk vlees in hun tas blijkt te zitten. De verjaardagen van het Koninklijk Huis mogen niet meer worden gevierd. Iedereen die vijftien jaar of ouder is, moet een ‘Ausweis’ hebben met pasfoto en vingerafdruk. Huizen moeten worden verduisterd en na ‘Spertijd’ mag je niet meer buiten komen. Werkelozen moeten naar Duitsland, anders verliezen ze hun recht op steun. Dat is overigens niet voor iedereen even erg, want in Duitsland verdienen ze veel meer dan hier. Desondanks willen veel mensen niet van huis weg, ze duiken nog liever onder.

Er is veel werkeloosheid, omdat veel bedrijven niet meer kunnen draaien. De handel ligt nagenoeg stil. Er wordt nauwelijks nog iets ingevoerd of uitgevoerd. Er ontstaat schaarste en opnieuw moet er distributie worden ingesteld. Verenigingen worden verboden. Er is nog één jeugdbeweging: De Nationale Jeugdstorm. Er is nog één vakbond: Het Nationaal Arbeidersfront. Voor de boeren is er alleen nog de Landstand. Maar al die verenigingen worden door de bisschoppen verboden voor katholieken.