Toen was geluk helemaal niet zo gewoon

Te weinig huizen en te weinig werk

Wim Worsseling, gekozen in de eerste naoorlogse gemeenteraad, is regelmatig boos, omdat Puiflijk er vaak naast grijpt als er nieuwe woningen worden toegewezen en gebouwd. De eerste jaren na het einde van de Tweede Wereldoorlog zijn er in heel Puiflijk maar zes nieuwe huizen gebouwd. ’t Dorp, vindt Worsseling, krijgt veel te weinig toegewezen. Alles gaat naar Druten en Deest. Maar Sas uit datzelfde Deest denkt dat juist zijn dorp wordt misdeeld, ook al zijn er de meeste fabrieken. Kuijpers uit Afferden is daarentegen van mening dat zijn woonplaats ‘aan de achterste mem’ hangt. De verdeeldheid en de kinnesinne vieren weer als vanouds hoogtij in de raad. Het is kleinzielige dorpspolitiek en burgemeester De Vries voelt zich geroepen er wat van te zeggen.

In de raadsnotulen staat dat er zó: ‘Het is hem opgevallen, dat er soms wat dorpspolitiek wordt bedreven en verzocht de heren het algemeen belang boven het dorpsbelang te stellen.’

De gedenkplaat is uit dankbaarheid geschonken door de gemobiliseerde Jagers. Ze zit op de sokkel van de zonnewijzer bij de Oude Toren.

Hij zegt dat in 1948 en hij zal ’t in 1954 nog eens herhalen. Ze zijn hardnekkig die raadsleden, kennelijk.1 Op 1 april 1948 krijgt elk dorp haar eigen woningcommissie. Vijf mensen waaronder de wijkzuster en een sociaal werkster moeten rechtvaardig de schaarse woningen gaan verdelen.2 Al langer vindt de K.A.B. (Katholieke Arbeiders Beweging), de opvolgster van het RK Werkliedenverbond, dat de gemeente niet snel genoeg bouwt. Bovendien zijn de woningen dan nog te duur ook.

Zo komen dan op zondag 20 maart 1948 de leden van de K.A.B. uit de gemeente bijeen in Afferden in het Sint Victorgebouw. Ze praten over de woningnood en de mogelijkheden om goede en goedkope woningen te bouwen in de dorpen van de gemeente Druten. Woningbouwvereniging ‘Alphons Ariëns’ is die dag geboren. Negenendertig leden willen wel een aandeel van een tientje in die woningbouwvereniging. Dat is toch een rib uit het lijf in die tijd. Er is voor de woningbouwvereniging een beginkapitaal van f 390,- . Daar bouw je niks voor, maar het is een begin. Als de nieuwe boreling Koninklijke Goedkeuring wil en dat wil ze, moet er nog f 50,- worden betaald aan zegelrechten. Daarvoor moeten ze met de pet rond.

Voorlopig dromen de arbeiders alleen nog van bouwen. De gemeente bepaalt nog jaren wat en waar er wordt gebouwd en ze is niet gecharmeerd van de nieuwe vereniging. Pas in 1951 krijgt ‘Dr. Alphons Ariëns’ de zo gewenste goedkeuring. Nog weer later, in 1955, bouwt ze haar eerste acht woningen aan de Wethouder Kuijpersstraat in Afferden. Vasthoudend zijn de arbeiders wel.3

Eerste naoorlogse sociale woningbouw aan de Hosterd.

Een probleem, zo vlak na de oorlog is het gebrek aan stenen, hout, cement en zo nog wat meer. Er kunnen maar mondjesmaat woningen worden toegewezen. Terwijl alle dorpen schreeuwen om huizen. Eén op de vijf huizen in de gemeente is eigenlijk niet geschikt om in te wonen. Hoe moet je die snel vervangen als er ook nog noodwoningen staan en er in 1948 maar tweeëntwintig woningen mogen worden gebouwd?4


Hoofdstuk XVII (Bevrijd, maar..) – hoofdstuk XVIII