Kerk en kroeg
Eeuwenlang zijn kerk en kroeg het hart van het dorp. Alles wat je nog niet weet, maar wel wilt weten, kom je daar te weten. Wetten worden in de kerk afgekondigd, net als vergaderingen. Plakkaten en andere berichten worden op de kerkdeur gespijkerd. Roddels, geruchten en sterke verhalen hoor je in de kroeg tegenover de kerk. Herbergiers zijn gewichtige figuren in het dorp. Vaak zijn ze ook schout of buurmeester en gewoonlijk hebben ze een aardige hoeve. In de herberg werd door de jonkers van het Ambt recht gesproken, totdat in 1758 het Ambtshuis in Druten het bestuurlijke en rechterlijke hart van de streek wordt.
Regelmatig ergerden zich pastoor en dominee aan zo ongeveer alles wat er in en om de kroeg gebeurde. Vooral de strenge protestantse zielzorgers stuurden nogal eens klachten naar het Ambtsbestuur in Druten. De ondeugden van de gelovigen zijn dan ook niet misselijk: ‘werken (op zondag?), tappen, volzuipen, klootschieten, beugelen, kaatsen, handel drijven (ook op zondag?), giechelen en lachen op het kerkhof, vechten, wandelen, markten en wallen bezoeken, gruwelijk vloeken en zweren, dansen, roepen en schreeuwen.’6
Het moet echt afgelopen zijn en het Ambtsbestuur moet plakkaten uitvaardigen om de mensen echt duidelijk te maken water zoal niet mag. Geholpen heeft het weinig. Dat de jonkers het een en ander door de vingers zien, is te begrijpen want de accijns op al die vergoten drank, spekt de kas van het Ambtsbestuur en daaruit kan dan mooi de royale levensstijl van de heren worden bekostigd. Hun pruiken kunnen ze er gemakkelijk van betalen. De armen dragen er geen, ze hebben er het geld niet voor. Midden in die Pruikentijd, zijn er in Puiflijk 6 kroegen. Althans, er zijn 6 tappers die in 1765 een verklaring op het Ambtshuis in Druten tekenen, waarin ze beloven alleen drank te verkopen waarover accijns is betaald. Sym Janssen tekende samen met zijn vrouw en zoon, Cornelis Aalbers zette samen met zijn vrouw en haar dochter de naam, dat deden ook Francis van der Wielen en zijn echtgenote, net als Bernt Thijse, Gerrit van Ooster en Jan Tromp.7 Zes kroegen in een dorp van hooguit 300 inwoners, kinderen meegerekend. Het zal duidelijk zijn: De tappers zijn eerst en vooral boer, drank schenken ze erbij.