Oorlog

Hier nog als oefening.

En dan gaat in de nacht van 9 op 10 mei alarmfase vier in. Het is oorlog. Horden Duitse vliegtuigen ronken over Puiflijk. De luchtafweer haalt in de loop van de dag zeven toestellen naar beneden. De dorpelingen moeten maar raden wat er allemaal gebeurt. De radio zwijgt, want de stroom is uitgevallen. Wel weten ze, dat ze weg moeten, weg van de oorlog.

Bij de Boschoven liggen drie schepen die 950 Puiflijkenaren naar het Zeeuwse Breskens moeten brengen.8 Ze zitten ‘opgebost’ in een niet al te schoon ruim, zonder eten, weinig kleren en met een ton drinkwater en een wc-emmer. Die, als ze vol was, telkens weer in de rivier geloosd moest worden. Dat ging niet altijd zonder knoeien, erop zitten trouwens ook niet. De schepen komen niet verder dan Beneden Leeuwen. Ze kunnen niet meer verder, omdat bij Tiel inmiddels een schipbrug is gelegd, zodat het leger zich snel kan terugtrekken.

Evacuatie per kolenschip.

Inderdaad trekt zich de brigade B ’s avonds om 7 uur terug over die brug. De Maas en Waalstelling wordt zomaar opgegeven. Nu wordt duidelijk dat generaal Winkelmann de Grebbe-Betuwe-Maas-en-Waal-Peel-Raamstelling veel te lang vindt om goed te kunnen verdedigen, bovendien zit er in het zuiden een gat van veertig kilometer. Winkelmann trekt zich bij oorlog terug achter de aloude Hollandse waterlinie. Daarmee geeft hij de rest van het land en dus ook Maas en Waal vrijwel zonder slag of stoot over.

De Duitsers echter, laten Maas en Waal letterlijk links liggen. Het gebied is voor hen onbelangrijk. Daarom kunnen de evacués ’s anderendaags al weer terug naar hun huizen op en rond de Hucht. Het is er stil nu. Alle drukte is voorbij. De Puiflijkenaren zijn weer onder elkaar. Het gewone leven kan van lieverlee haar gang weer gaan.


Hoofdstuk XVII.